Ik wil wel geloven
-dat het kan-
Maar het kunnen,
kan ik niet.
Nog voor ik écht mezelf kan geven,
heb ik al teveel verdriet.
Een stem,
heel diep van binnen,
houdt me tegen
in mijn Zijn.
Ze wil me fel weerhouden
van teleurstelling
en pijn.
Ze zegt me: Stop met dromen,
je doet het beter niet
– je bent niet goed genoeg-
er is toch niemand die je Ziet.
Wat in mijzelf defect is,
– de groeven in mijn ziel-
zijn diep en erg aanwezig
– zij Achilles/ik de hiel-
Ik wou dat met een hechting,
een kus, of iets heel zachts
ik de groeven op kon vullen
– en geloven dat Ik mag –
Maar het heet de pijn van leven
– en het hoort ook écht bij mij –
’t Is een stukje van mijn Zelf –
al maakt het nooit verlicht en blij
En gelukkig zijn er dagen
– of momenten, zo je wil –
van Geluk. En heel erg NU
Dan is mijn doemstem even stil.
Ik wil wel geloven,
-dat het kan-
Maar het kunnen,
kan ik -nog- niet.